
(Illustraties: Pixabay / Mohamed Hassan)
Dat de gemeente Bergen op Zoom een forse schuld heeft, is bekend. Met regelmaat wordt het sociaal domein genoemd als oorzaak – constateert Joost. Dat is volgens hem echter té gemakkelijk en bovendien onterecht.
door: Joost Pals, gemeenteraadslid en financieel woordvoerder van de VVD
In 2015 zijn drie taken op het bordje van de gemeenten terechtgekomen: de WMO, de jeugdzorg en de Participatiewet. ‘De drie decentralisaties’, werd dat genoemd. Helemaal nieuw waren die taken niet, want WMO en bijstand werden al langer door de gemeenten uitgevoerd. Wel werden deze taken breder gemaakt.
Decentralisaties
De gemeenten waren er zelf bij toen dat gebeurde. In Nederland polderland gaan zulke dingen in overleg. Met alles en iedereen. De VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) heeft destijds zelfs actief aangedrongen op het overnemen van die taken. Gedachte was, dat gemeenten het beter zouden kunnen. Met eerdere ‘decentralisaties’ was dat vrij aardig gelukt. Bij een herhaling konden ze fors groeien in hun takenpakket. Meer taken, meer geld, meer personeel, meer aanzien, dat genre. Voor de jeugdzorg gold bovendien dat de provincies er bepaald geen succesverhaal van hadden gemaakt: er viel dus ook echt iets te verbeteren.
Risicodragend
Het was bij de decentralisaties in het sociaal domein een bewuste keuze om de uitvoering risicodragend te laten zijn. Met andere woorden: dat een gemeente financieel zou kunnen profiteren van meevallers en zou moeten opdraaien voor tegenvallers. Een prikkel om doelmatigheid te bevorderen.
Ingekaderd
Wat wel wringt is, dat de uitvoering van het sociaal domein nogal ingekaderd is. Zowel door de wet zelf als door jurisprudentie. Er is betrekkelijk weinig echte beleidsvrijheid voor een gemeente. We zijn in Nederland ook niet gewend dat de aanpak in de ene gemeente flink verschilt van de andere gemeente. Dan wordt al gauw afkeurend gesproken over ongelijkheid.
Onbalans
Bovendien is er een onbalans tussen de omvang van de taken en de omvang van de eigen belastinginkomsten. De lokale belastingen vormen voor een gemeente een relatief klein deel van het totaal. De meeste inkomsten komen uit een ‘algemene uitkering’ van de rijksoverheid. Dat beperkt de politieke mogelijkheden om, als een gemeentebestuur dat wil, fors te investeren in het sociaal domein, met als consequentie hogere belastingen, of juist het omgekeerde. Er is een ‘klein belastinggebied’, zoals dat in jargon heet. Terwijl bij een risicodragende verantwoordelijkheid voldoende vrijheid hoort om te kunnen sturen.
Schuld van het Rijk?
Is het dan dus toch allemaal de schuld van het Rijk die gemeenten opzadelt met een taak zonder het geld en zonder de vrijheid? Nee. Gemeenten moeten eerst naar zichzelf kijken. De afgelopen jaren richtte de aandacht zich vooral op meer geld van het Rijk. Logisch, dat theaterspel tussen overheden onderling, vooral doen, maar ‘beter organiseren’ én de discussie over de omvang en intensiteit van de zorg zijn minstens zo belangrijk.
Grens
Onlangs schreef hoogleraar gezondheidseconomie Wim Groot een interessant artikel over (o.a.) het stimuleren van het gebruik van zorg. Je kunt je inderdaad afvragen of elke opvoedvraag via een CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) moet lopen. Waar ligt de grens tussen eigen verantwoordelijkheid en overheidsbemoeienis?
Balans
Ook is van belang of een zorgvraag daadwerkelijk ontstaat vanuit een vraag. Of is het eerder aanbodgedreven door een institutie? Zo’n organisatie wil immers ook het eigen bestaansrecht aantonen. Tegenwicht is nodig om een redelijke balans te behouden.