Wethouder blij met redding Beschermd Wonen

BERGEN OP ZOOM / WEST-BRABANT – Het zag er eigenlijk niet best uit voor de uitvoering van Beschermd Wonen in de regio. Het Rijk gaf de samenwerking waarvan ook Bergen op Zoom deel uitmaakt een veel te lage bijdrage. Dat is nu voor drie jaar behoorlijk bijgesteld. ‘Maar we zijn er nog niet’, vertelt wethouder Andrew Harijgens.

De bijdrage die Bergen op Zoom, Roosendaal, Halderberge, Rucphen, Steenbergen en Woensdrecht de laatste jaren kregen van de overheid was gebaseerd op getallen uit 2014. Toen kregen zo’n 200 mensen Beschermd Wonen aangeboden, de meest intensieve vorm van ondersteuning in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

Het gaat dan om mensen met psychische problematiek die 24 uur per dag toezicht of zorg in hun nabijheid nodig hebben. Dit aantal nam echter snel toe en inmiddels gaat het om ongeveer 300 inwoners van de regio, waarvan zo’n 100 in onze gemeente zijn opgevangen. We zijn immers centrumgemeente. De bedragen vanuit Den Haag bleven echter hetzelfde en daardoor kwam deze bijzondere vorm van ondersteuning zwaar op de tocht te staan. Er is een tekort ontstaan van 5,5 miljoen euro inmiddels. Er werd gevreesd voor lange wachtlijsten en he nodige mensen die niet meer geholpen konden worden. Daardoor zou onder meer het aantal dak- en thuislozen gaan stijgen.

Goed nieuws!

Eerder deze week kregen de betreffende gemeenten echter goed nieuws van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Al het lobbywerk en de vele pogingen om te laten zien hoe de situatie er hier voor staat, hebben gewerkt. Er komt voor de jaren 2018 tot en met 2020 een compensatie die 80 procent van het tekort dat is ontstaan opvult. “Voor het overige deel moeten we zelf creatief worden”, legt wethouder Harijgens uit. “Bijvoorbeeld door zorgplannen nog eens goed tegen het licht te houden en zo effectief mogelijk in te zetten.” Maar er dient meer te veranderen.

Samenwerken op basis van vetrouwen

Harijgens wil nieuwe initiatieven de ruimte geven en aanbieders ook samen laten werken. “Soms is de ene zorgaanbieder beter in staat iemand te helpen dan de andere”, legt hij uit. Hij gaat er op toezien dat mensen dan doorverwezen worden. “We willen van alle aanbieders weten wat hun sterke en minder sterke kanten zijn. Daar moeten we elkaar in vertrouwen. Da ga ik de komende tijd op hameren”, besluit hij. Die 20 procent, nog altijd ruim 1,2 miljoen, moet immers ergens vandaan gaan komen.